en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot
“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
Ik knoop mijn trui om mijn middel.
De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.
Het draaide zijn kop om, om hem onder de vleugels te steken; maar op hetzelfde ogenblik stond er een vreselijk grote hond dicht bij het eendje.
“Kwak, kwak!” zeide zij, en het ene eendje na het andere plofte er nu ook in; het water spatte hun om de kop, en zij doken even onder, maar kwamen al spoedig weer boven en zwommen uitmuntend.