Understand spoken Dutch

"are (2nd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
You’re a very rich person. Je bent een erg rijk persoon.
After all, you are my friend. Jij bent immers mijn vriend.
If you will be hard on yourself, life will be easy on you. Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
You are a teacher. Je bent leerkracht.
You are all together, right? Je bent toch allemaal wel bij elkaar?
“You are all together, right?” she continued and stood up. “Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.
“Listen, companion!” they said; “You are so ugly that you fit well with us.” “Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”
You’re impossible. Je bent een onmogelijk mens.
What are you interested in? Waar bent u in geïnteresseerd?
Are you allergic to this medicine? Bent u allergisch voor dit geneesmiddel?
“You are terribly ugly!” the wild ducks said; “But we don’t care as long you don’t marry someone within our family!” “Je bent verschrikkelijk lelijk!” zeiden de wilde eenden; “maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!”
You’re generous. Je bent gul.
You are famous. Jij bent beroemd.
You’re unemployed. Je bent werkloos.
Is that why you’re single? Is dat waarom je vrijgezel bent?
As long as you keep quiet, you can stay here. Je mag hier blijven zolang je rustig bent.
They tell me that you’re absent-minded. Ze zeggen me dat je verstrooid bent.
You are definitely out of your mind. Je bent zeker niet goed bij je verstand.
You’re nuts. Je bent gestoord.
You’re involved. Je bent erbij betrokken.