te blijven
De kat was dood.
te krijgen
de koude lucht
Het arme beest!
Waar of niet waar?
thuis blijven
Ik wil blijven.
de boerderij
Hij is hier ergens.
een boerderij
Ze moet ergens zijn.
Van wie is deze fiets?
Wat je zei, is niet waar.
Tom moet ergens heen.
Ik wil hier blijven.
het vierkant
Tom woont hier ergens.
een oude boerderij
Waar gaat deze trein heen?