Wie ben ik om dat te zeggen?
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Je zei dat dat belangrijk was.
Je ziet er verschrikkelijk uit.
Het was een groot en lelijk beest!
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
Nu kan ik eendeneieren krijgen.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.
Het is niet omdat je het kunt, dat het ook moet.
Het is verschrikkelijk!
Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
het bos
de taal
de pijn
het raam
de bomen
het vlees
te helpen