Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	definite article	bepaald lidwoord
	a hefty walnut	een forse walnoot
	And whose idea was that?	En wiens idee was dat?
	Whose side are you on?	Aan wiens kant sta je?
	the correct form	de correcte vorm
	the saddest face	het sipste gezicht
	You’re nuts.	Je bent gestoord.
	a secret room	een geheime kamer
	green limes	groene limoenen
	Tom caught a large fish.	Tom ving een grote vis.
	to be guided	begeleid worden
	Is this spider poisonous?	Is deze spin giftig?
	the marble staircase	de marmeren trap
	a measly dwarf	een miezerige dwerg
	John’s hand is clean.	De hand van Jan is rein.
	detention houses	detentiehuizen
	Is that a crime?	Is dat een misdaad?
	They’re identical.	Ze zijn identiek.
	lifeboat	reddingsschip
	delivery platform	afleverplatform