Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	forty-four (44)	vierenveertig
	forty-five (45)	vijfenveertig
	forty-seven (47)	zevenenveertig
	forty thousand (40,000)	veertigduizend
	forty-nine (49)	negenenveertig
	one hundred and forty (140)	honderdveertig
	his new school books	zijn nieuwe schoolboeken
	good night	goedenacht
	I like that.	Ik vind dat leuk.
	I don’t like that shop.	Ik vind de winkel niet leuk.
	an old table	een oude tafel
	highway	snelweg
	very soon	heel snel
	I am cold.	Ik heb het koud.
	It is cold here.	Het is hier koud.
	People don’t do that.	Dat doet men niet.
	I will be back soon.	Ik kom snel terug.
	fifty-six (56)	zesenvijftig
	fifty-one (51)	eenenvijftig
	fifty-eight (58)	achtenvijftig