Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	an expensive laptop	een dure laptop
	Sweet dreams.	Slaap lekker.
	Sleep well.	Slaap lekker.
	solar system	zonnestelsel
	sick report	ziekmelding
	his new sweater	zijn nieuwe trui
	shaving foam	scheerschuim
	The mass is over.	De mis is afgelopen.
	My bucket is full.	Mijn emmer is vol.
	a black coat	een zwarte vacht
	The sheep is white.	Het schaap is wit.
	the remaining time	de overige tijd
	car park	parkeerplaats
	I like you.	Ik vind je aardig.
	He’s a fast walker.	Hij kan snel lopen.
	Is the woman nice?	Is de vrouw aardig?
	Am I in love?	Ben ik verliefd?
	We need paint.	We hebben verf nodig.
	an angry face	een nijdig gezicht
	Tom was very friendly.	Tom was heel aardig.