Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	left hand side	linkerkant
	Tom was strong.	Tom was sterk.
	It isn’t expensive.	Het is niet duur.
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	the third grade	de derde graad
	stray cats	zwerfkatten
	top left	linkerboven
	Have some pizza.	Neem wat pizza.
	storage area	opslagruimte
	The dog is black.	De hond is zwart.
	all sorts of fruit	allerlei fruit
	What’s tormenting you?	Wat zit je dwars?
	What’s wrong?	Wat zit je dwars?
	It is less boring.	Het is minder saai.
	the storage is full	de opslag is vol
	chocolate cake	chocoladetaart
	Is something bothering you?	Zit je iets dwars?
	Is this seat free?	Is deze stoel vrij?
	the new rules	de nieuwe regels
	Not much longer.	Niet veel langer.