Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	This is your own fault.	Dat is jouw eigen schuld.
	The lake was frozen.	Het meer was bevroren.
	This is humiliating.	Dit is vernederend.
	all those generous salaries	al die riante salarissen
	I was very annoyed that...	Het ergerde mij zeer dat...
	ten miserable years	tien ellendige jaren
	Nearly Headless Nick (the name of one of the ghosts in the Harry Potter books)	Haast Onthoofde Henk
	Every shirt is clean.	Elk overhemd is schoon.
	a great adventure	een geweldig avontuur
	for made-up reasons	om verzonnen redenen
	cordial and flattering	hartelijk en vleiend
	somewhat more calculating	wat berekenender
	Lit up by the blazing sun, there stood an old castle, that was surrounded by a deep canal, and from the wall to the water thick brushwood was growing.	Door de glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van de muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout.
	his homely face	zijn hologige gezicht
	a malnourished vulture	een ondervoede gier
	a bad decision	een nefaste beslissing
	“Look at that! Now we wil get additional ones, as if we are not enough already! And gosh! that one duckling looks so ugly! We don’t want that here! ”	“Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren! En foei! wat ziet dat ene eendje er uit! Dat willen wij hier niet hebben!”
	I don’t see anything special.	Ik zie niks bijzonder.
	Brazil is a large country.	Brazilië is een groot land.
	this happy day	deze heugelijke dag