"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to buy a round of drinks	een rondje geven
	a safety net	een vangnet
	We’re building a wall.	We bouwen een muur.
	a maze	een doolhof
	a balance	een evenwicht
	a motive	een drijfveer
	a donation	een schenking
	a small meadow	een klein weiland
	I want to rent a car.	Ik wil een auto huren.
	That’s a promise.	Dat is een belofte.
	a purple wax seal	een paarse lakzegel
	a relief	een opluchting
	A tortoise is slow.	Een schildpad is traag.
	a long nightgown	een lange nachtpon
	a speedy recovery	een spoedig herstel
	I think a quarter of an hour.	Ik denk een kwartier.
	a broom cupboard	een bezemkast
	He has a gun.	Hij heeft een pistool.
	a water level	een waterpeil
	a tapestry	een wandkleed