Mijn loopbaan begon als stagiair.
Mijn kat is verdwenen.
Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn kind moet hoesten.
Mijn kind heeft honger.
Mijn kind is ziek.
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
Mijn koffie is koud.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Mijn dochter heeft een goede leraar.
mijn aangifte
Mijn inspanningen waren niet voor niets.
M’n vader is melkboer.
Mijn vader is kaal.
Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
Mijn vlucht moest normaal om half drie ’s middags aankomen.
mijn vulpen
Mijn vriendin en ik zijn verloofd.
Mijn vriendin heeft me geholpen met mijn opdracht voor Engels.