Ik kan het niet genoeg benadrukken.
Ik kan mijn paraplu niet vinden.
Ik kan je niet volgen.
Ik krijg mijn koptelefoon niet van mijn hoofd.
Ik versta u niet, het is hier te rumoerig.
Ik kan je niet horen.
Ik kan niet helpen.
Ik speel geen piano.
Ik kan me je naam niet herinneren.
Ik kan mijn bron niet onthullen.
Ik kan niet slapen met dit rumoer.
Ik spreek geen Nederlands.
Dat kan ik niet langer aanzien.
Ik kan je niet verdragen.
Hier geef ik om.
Ik ving drie vissen
Ik beweer dat dat niet waar is.
ik spoel het bord, ik ben, ik word
Ik balde mijn vuisten van frustratie.
Ik veroordeel de gruwelijke wreedheden van de terroristische groep IS.