zitkamer
Ik zit in mijn auto.
Het komt wel goed.
Ik kan dit alleen.
Waar is zijn vader?
Er is niemand thuis.
Hij is alleen thuis.
Laat mij het ei eens zien!
Yanni heeft geen geld.
Hoe gaat het met je vader?
Iedereen gaat.
Het kind wil iets.
Wat wil Tom nog meer?
Wat is er aan de hand?
Welke bus moet ik dan hebben?
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Wie is de eerste?
Hij komt vaak.
Dat doet men niet.
Is dat jouw moeder?