Waar gaat deze trein heen?
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Nu kan ik eendeneieren krijgen.
Het is niet omdat je het kunt, dat het ook moet.
Het is verschrikkelijk!
Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik kan je helpen.
Ik kan niet helpen.
Hoe maakt men brood?
Mijn koffie is koud.
Er is een probleem.
Het doet nog steeds pijn.
Kan iemand even helpen?
Welke dag is het morgen?
Dat is geen probleem.
Dit is al wat er bleef voor mij.
Hoe kom ik erachter wat ik echt kan doen?
Hoe zal ik met deze pijn kunnen leven?
Laten we erachter komen waar Tom is.