Tom drinkt bier.
Laat me met rust.
Sami heeft geld.
Hoeveel kost dit?
Wat zit je dwars?
Het is minder saai.
Waar rook is, is vuur.
Zit je iets dwars?
Je moet wachten.
Wat zit haar dwars?
Ze heeft stijl haar.
Wat is er gebeurd?
Ik zal mijn best doen.
Yanni wil wat pizza.
De schuur is groot.
Het feest is voorbij.
Hoe is dat gebeurd?
Kijk ergens anders.