Ik huil niet snel.
Voeg wat melk toe.
tot nader order
Ik kweek tomaten.
Ik ben eenzaam.
Ik heb een gulden.
Hij kan snel lopen.
Kan u afruimen.
Verberg je iets?
Ik gaap want ik ben moe.
Waar kan ik bidden?
Ik ben duizelig.
Ik heb diabetes.
Ik ben immers niet dom.
Hij kan snel rennen.
Ik ben jouw houding zat.
upload een bestand
Ik steek het in elkaar.
Luister naar de zin.
Ik ben vervelend.