Niemand kan alles hebben.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Ben je daar geweest?
Ik ben er nooit geweest.
Weet je toevallig waar ze woont?
Je moet goed eten.
Telkens kom je terug.
Ik ga naar de winkel heen.
Ga zitten, alsjeblieft.
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
Ben je erachter gekomen waar Tom woont?
Ga zitten.
Waar ga je heen?
Ik wil blijven.
Ze moet ergens zijn.
Tom moet ergens heen.
Ik wil hier blijven.
Wie ben ik om dat te zeggen?
Ik denk dat dit mijn fiets is.