Hij is een dwaas.
De uil is een vogel.
Het is bijna elf uur.
Ik heb bruin haar.
Het kader is rood.
wij wisten niet
Leg het ergens neer.
gezond blijven
Ik heb blond haar.
vroeg opstaan
Kunt u stappen?
Mijn emmer is vol.
voor te stellen
een douche nemen
Is deze stoel vrij?
te verzinnen
het was treurig
hard studeren
gaan wandelen
te voorkomen