Ik ben mollig.
Hij is mollig.
Eet je graag kool?
Jouw mening telt.
Dat zou fijn zijn.
Hou je van sport?
te oplossen
om te scheren
Ik ga douchen.
te bedanken
Knelt de schoen?
Heeft u een kluis?
Draag je een bril?
Ik ben genezen.
Spaans spreken
Het regent niet.
hij studeert
in de plooi leggen
Ik poets de keuken.
Was smelt in de zon.