te ontmoeten
te verbeteren
te verdrinken
te vertrekken
Ik ben gescheiden.
Tom zal verbeteren.
aan het verdrinken
Wij begrijpen waarom.
Begrijpen wij je niet?
Ze is vorig jaar gescheiden.
Ze kon hem niet ontmoeten.
Ga je morgen vertrekken?
Tom gaat zijn huis verliezen.
Zijn haar ouders gescheiden?
We ontmoeten niemand toevallig.
Ik wil mijn klanten niet verliezen.
Yanni heeft geen tijd te verliezen.
Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?
Ik voelde me naar de afgrond getrokken.
Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?