te leggen
te drinken
Ze wilden me.
vertel me iets
aan het slapen
Ik moet slapen.
Vertel me je naam.
Vertel Tom waarom.
Wij moeten slapen.
Ik begrijp je niet.
Wil je iets drinken?
Ik begrijp het niet.
Ik wil water drinken.
Wanneer slapen uilen?
Heb je er een gevonden?
Ik wil dat je bij Tom blijft.
Vertel me meer over jezelf.
Waarom blijft dit gebeuren?
Ik ben bang dat ik dat niet begrijp.
Ik heb het gebouw gevonden.