"to" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I like to solve problems.	Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
	to attack	te lijf
	to take (long form)	te nemen
	to tell (long form)	te vertellen
	to play (long form)	te spelen
	I’m scared of being alone.	Ik ben bang om alleen te zijn.
	I’m going to Australia to work on a farm.	Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
	to read (long form)	te lezen
	to lay (long form)	te leggen
	to drink (long form)	te drinken
	to understand (long form)	te begrijpen
	to write (long form)	te schrijven
	I only said that to make a joke.	Ik zei dat alleen om te lachen.
	“But it is so delightful to swim about on the water,” said the duckling	“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje
	to introduce (long form)	voor te stellen
	Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.	Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
	to marry (long form)	te trouwen
	to invent (long form)	te verzinnen
	There’s no need to pretend anymore.	Je hoeft niet meer alsof te doen.
	Tom asked me to take a picture of him.	Tom vroeg me een foto van hem te maken.