"to lie" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to lie (long form)	te liggen
	The princess now had to lie there all night.	Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
	Leave that behind and teach your other children to swim!	Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!
	The keys are on my desk.	De sleutels liggen op mijn bureau.
	At last he became exhausted, and lay still and helpless, frozen fast in the ice.	Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
	There it lay down quite exhausted	Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
	And so it stayed motionless, while the hail whirled through the reeds and one shot after another banged	En zo bleef het roerloos liggen, terwijl de hagel door het riet snorde en er schot op schot knalde.
	The maximum will be between 5 and 9 degrees.	De maxima liggen tussen 5 en 9 graden.