er
Wat zag het er nu uit
Zijn ze er nog?
er was eens
Er was veel te doen.
Wat is er te doen?
Ze hebben er al een.
om er iets aan te doen
Is er een badkamer in de kamer?
Er is niemand thuis.
Wat is er aan de hand?
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
ermee
Maar dat doet er niet toe!
maar er kwamen geen eieren
Er is niet genoeg water.
Is er een telefoon in de kamer?
Ik ben er nooit geweest.
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
vraag er de kater maar eens naar