Ik deed het voor het geld.
Ze kwamen erachter.
Ik kwam als laatste aan.
Tom wilde naar huis komen.
Niemand komt erachter.
Tom woont in het hart van de stad.
Wat als je ouders erachter komen?
het was de laatste avond van het jaar.
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
Wat zou Mary doen als ze erachter kwam?
Ben je erachter gekomen waar Tom woont?
Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
te zeggen
te blijven
te krijgen
Van wie is deze fiets?
Wie ben ik om dat te zeggen?
Van mij zelf wil ik niet spreken.
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.