Aan wiens kant sta je?
het gedeelte van
in verhouding
te vereffenen
De hand van Jan is rein.
te garanderen
te vermoorden
Zij haalde er een uit!
Dat huis is niet te koop.
te veroordelen
haar handen op haar schoot
Het paard sprong over het hek.
Ik kom uit Engeland.
Werk met een partner.
de schapen van uw kudde
Ik wil een gerecht met ham.
Hij werd rood van woede.
dekens voor daklozen
te verhinderen
in te dienen