Tom werkt in Boston.
De auto stond in brand.
Wat zit er in deze dozen?
Het was leuk in Boston.
Toms huis is vlak bij de zee.
Het gebouw staat in brand.
Ik hou meer van je dan van wie ook.
Ik lees drie boeken per week.
Tom helpt nooit in de keuken.
Waar is de bus naar Londen?
Ik zal niet voor Tom werken.
Uiteraard hou ik van chocolade.
Hoe laat begint u met werken?
Waar is de trein naar Londen?
zei de vrouw en keek in de rondte
iemand met minder ervaring
Het kan eender wie van ons zijn.
dat dorp van toen, het is voorbij
Je contact staat in het adresboek.
Tom en Mary wonen in dezelfde stad.