Uw boek ligt op tafel.
Ik ben van niets bang.
Het geld ligt op de tafel.
Ik zie Tom vaak in het park.
de nummer één van de wereld
Ga je naar Australië?
Tom heeft een mes in zijn hand.
de nummer twee van de wereld
Ik ben bang om alleen te zijn.
Yanni houdt van chocolade.
De politie is op zoek naar Tom.
Net als iedereen in Nederland.
Ik ging naar Australië.
Ik heb het op school geleerd.
Hij is verdwaald in het bos.
Ik ben verdwaald in het bos.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Hij is van haar afhankelijk.
Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
Wat heeft ze in de winkel gekocht?