de wereld
over de hele wereld
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
op school
de school
schooljaar
de hele school
de winkel
de plaats
nachtwinkel
de stad
in de stad
stadhuis
Ik ga van school af.
de grootste stad
Ik ga naar de winkel heen.
Tom woont in het hart van de stad.
Tom moet ergens heen.
Tom woont hier ergens.
raamplaats