Understand spoken Dutch

Nouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Can you tell us more about your products?

Kan je ons meer vertellen over je producten?

He tripped over his own feet.

Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.

What did Tom do while he was in Australia?

Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?

Around noon, it started to rain.

Omstreeks de middag begon het te regenen.

You need to set a good example for your children.

Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.

My parents advised me not to drive too fast.

Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.

Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.

Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.

That was a difficult problem to foresee.

Dat was een moeilijk te voorzien probleem.

I need a raise.

Ik heb een loonsverhoging nodig.

Leave that behind and teach your other children to swim!

Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!

The gamekeeper takes care of the animals in the forest.

De jachtopziener zorgt voor de dieren in het bos.

but with every night, the space on which he swam became smaller and smaller

maar met iedere nacht werd het gat, waarin het zwom, al kleiner en kleiner

He already tried five different hair-growing supplements to no avail.

Hij probeerde al vijf verschillende haargroeimiddelen, maar zonder baat.

Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.

Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.

the cow

de koe

The moon is shining.

De maan schijnt.

the varnish

de lak

the bowl

de kom

the laundry

de was

the hedge

de heg