fietsenwinkel
Gaan de zaken goed?
De zaken gaan goed.
Spreek jij Frans?
televisie kijken
Ze heeft stijl haar.
de dikke zwarte rook
Tom werd gebeten.
Yanni wil wat pizza.
Tom bestelde pizza.
De schuur is groot.
de vergunning
grote wolken stoom
de uitvoering
Ik weet Toms geheim.
de grootste steden
Het feest is voorbij.
de vergoeding
Ik maakte ontbijt.
de beslissing