de wolf
de brug
de pers
de plek
de bijl
de heer
de zaag
een wolf
het zout
fietsbrug
zout water
kettingzaag
Is het een wolf?
Mag ik wat zout?
Haal die doos weg!
Ik haal het uit elkaar.
Ik haal wat koffie voor je.
Waarom haal je ze telkens door elkaar?
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»