te eten
de hemel
de staat
te houden
Wat wilde je?
in mijn staat
hemelsnaam
Je moet goed eten.
Je mag niet te veel eten.
Wat als iemand ons ziet?
en zij zeiden allemaal
Ik had dat niet moeten eten.
Tom wilde naar huis komen.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
Mensen kunnen niet leven zonder water.