Komt het nu slecht uit?
Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
de dagen van de week
twee dagen later
vakantiedagen
Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
de morgen
vanmorgen
deze morgen
goedemorgen
Ik ga morgen winkelen.
Tom gaat morgen winkelen.
De vergadering was gisteren.
Ik heb vandaag een vergadering.
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
Ik neem elke avond een bad.
Het wordt een warme dag vandaag.
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
de maand