Understand spoken Dutch

"along" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
along mee
with it ermee
I can come with you. Ik kan met je mee.
Can I come with you? Mag ik met je mee?
He went with her. Hij ging met haar mee.
I can’t come with you. Ik kan niet met je mee.
Who else is going with us? Wie gaat er nog meer met ons mee?
Come with me. Kom met mij mee.
I will accompany you. Ik ga met u mee.
Are you coming with me? Ga je met mij mee?
Are you coming with us? Ga je met ons mee?
but he felt something towards them as he had never felt for anything else maar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had
Yanni is happy with it. Yanni er er blij mee.
Would you like to join us for a walk? Gaat u mee wandelen?
she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee
Their legs went by themselves, and they were all in the water; even the ugly, greyish duckling swam along. Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
And the other children rejoiced with him En de andere kinderen jubelden mee
The project can only succeed if enough other companies jump on the bandwagon. Het project kan wel alleen slagen als voldoende andere bedrijven mee op de kar springen.
One slipper was nowhere to be found, and the other one was taken by a boy who ran off with it. De ene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.
Oh, take me with you! Och, neem mij mee!