English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)

English	Dutch	Learn
the insurance	de verzekering	Learn
the intention	de bedoeling	Learn
the intention	het voornemen	Learn
the interest	de belangstelling	Learn
the interest	het belang	Learn
the interests	de belangen	Learn
the intern	de stagiair	Learn
the internet	het internet	Learn
the internet behaviour of their offspring	het internetgedrag van hun kroost	Learn
the interview	het interview	Learn
the intolerance	de onverdraagzaamheid	Learn
the introduction	de invoering	Learn
The inventory management system is outdated.	Het systeem voor voorraadbeheer is verouderd.	Learn
the invoice	de factuur	Learn
the iPhone	de iPhone	Learn
the iron	het strijkijzer	Learn
the Israeli army	het Israëlische leger	Learn
The issue of a minimum wage has never led anywhere.	De kwestie van een minimumloon heeft nog nooit ergens toe geleid.	Learn
the issue; question	de kwestie	Learn
the issues of the day	de waan van de dag	Learn
the issues; problems	de problemen	Learn
the IT department	de afdeling informatica	Learn
The Italian enjoys life.	De Italiaan geniet van het leven.	Learn
the jailer	de cipier	Learn
the jailers	de cipiers	Learn
the jam	de jam	Learn
the jaw	de kaak	Learn
the jeans	de spijkerbroek	Learn
the jellyfish	de kwal	Learn
The jerk on the chain was unexpected.	De ruk aan de ketting was onverwacht.	Learn
the jet fighter	de straaljager	Learn
The jeweler proudly displayed his collection of ruby rings.	De juwelier toonde trots zijn collectie robijnen ringen.	Learn
the jihadists	de jihadisten	Learn
the job	de klus	Learn
the job	de job	Learn
the job	de functie	Learn