Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
Tom showered and shaved.

Tom douchte en schoor zich.
Tom smoked at least two packs of cigarettes.

Tom rookte minstens twee pakjes sigaretten.
Tom snacks all day.

Tom snoept de hele dag.
Tom sneezed violently.

Tom niesde heftig.
Tom snores pretty loudly.

Tom snurkt behoorlijk hard.
Tom sometimes rips off his customers.

Tom zet zijn klanten soms af.
Tom spent the night in the woods.

Tom bracht de nacht door in het woud.
Tom started to eat.

Tom begon te eten.
Tom still hasn’t regained consciousness.

Tom is nog steeds niet bij bewustzijn.
Tom struggled frantically.

Tom worstelde heftig.
Tom talked to the press.

Tom heeft met de pers gesproken.
Tom talked.

Tom sprak.
Tom thinks you’re cute.

Tom vindt je leuk.
Tom thought it was going to hurt.

Tom dacht dat het pijn zou doen.
Tom told me that I was wasting my time.

Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
Tom told me to wait here.

Tom zei dat ik hier moest wachten.
Tom took his own life.

Tom heeft zelfmoord gepleegd.
Tom tricked me.

Tom heeft me bedrogen.
Tom tripped on a root.

Tom is over een wortel gestruikeld.
Tom waddled into the hall.

Tom kwam de hal in waggelen.
Tom wanted to get back home.

Tom wilde naar huis komen.
Tom wants revenge.

Tom wil wraak.
Tom wants to buy a pony for his son.

Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
Tom wants to sell the farm.

Tom wil de boerderij verkopen.
Tom was a little surprised by Mary's behavior.

Tom was enigszins verbaasd door Mary's gedrag.
Tom was able to help us today.

Tom kon ons helpen vandaag.
Tom was assigned that task.

Tom kreeg die taak toegewezen.
Tom was attacked by a lion.

Tom werd aangevallen door een leeuw.
Tom was badly beaten up.

Tom was ernstig in elkaar geslagen.
Tom was born three months after Mary.

Tom is drie maanden na Mary geboren.
Tom was brutally murdered in his own house.

Tom is op brute wijze vermoord in zijn eigen huis.
Tom was homeschooled.

Tom volgde thuis onderwijs.
Tom was homesick.

Tom kreeg heimwee.
Tom was jumping up and down with excitement.

Tom sprong op en neer van opwinding.
Tom was my father.

Tom was mijn vader.
Tom was my husband.

Tom was mijn echtgenoot.