English-Dutch Dictionary - L

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)

English	Dutch	Learn
Let’s figure out a better way to do this.	Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.	Learn
Let’s find a quiet spot where we can talk.	Laat ons een rustige plek zoeken waar we kunnen praten.	Learn
Let’s find out where Tom is.	Laten we erachter komen waar Tom is.	Learn
Let’s focus on what we have in common.	Laten we ons richten op onze overeenkomsten.	Learn
Let’s go grocery shopping.	Laten we boodschappen doen.	Learn
Let’s leave now before anyone changes their mind.	Laat ons nu weggaan vooraleer iemand van gedacht verandert.	Learn
Let’s live life together!	Laten we het leven samen beleven!	Learn
Let’s not talk about money.	Laten we het niet over geld hebben.	Learn
Let’s not talk about school.	Laten we het niet over school hebben.	Learn
Let’s play baseball.	Laten we honkballen.	Learn
Let’s see if we can get their attention.	Laten we kijken of we hun aandacht kunnen trekken.	Learn
Let’s skip class.	Laten we de les overslaan.	Learn
Let’s try it.	Laten we het proberen.	Learn
level	vlak	Learn
level	peil	Learn
level	niveau	Learn
level achieved	behaald niveau	Learn
lever	hefboom	Learn
levering	levering	Learn
levers	hefbomen	Learn
levy	heffing	Learn
lewd	onzedelijk	Learn
liar	treuzelaar	Learn
liberated	bevrijd	Learn
liberation	bevrijding	Learn
liberation action	bevrijdingsactie	Learn
library	bibliotheek	Learn
library (informal)	bieb	Learn
license plate	kenteken	Learn
license plate numbers	kenteken nummers	Learn
license; permit	vergunning	Learn
lie	leugen	Learn
lied	gelogen	Learn
lied	gelegen	Learn
lied	loog	Learn
lied	logen	Learn