Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1489) B (651) C (1083) D (751) E (473) F (601) G (368) H (935) I (1558) J (111) K (71) L (452) M (639) N (339) O (355) P (780) Q (29) R (472) S (1594) T (6374) U (139) V (120) W (1007) X (4) Y (322) Z (14)
English Dutch Recording Learn
I drink ik drink
I drink a lot of wine. Ik drink veel wijn.
I drink too much coffee. Ik drink te veel koffie.
I drive fast. Ik rij snel.
I drive on the regional road. Ik rijd op de gewestweg.
I eat a lot of pork. Ik eet veel varken.
I eat a lot of turkey. Ik eet veel kalkoen.
I ended up in hospital last night. Ik kwam gisteravond in het ziekenhuis terecht.
I even work on Sundays. Ik werk zelfs op zondag.
I excited her. Ik heb haar opgewonden.
I expected worse. Ik verwachtte slechter.
I fastened my belt. Ik gespte mijn riem vast.
I fear retaliation. Ik vrees vergelding.
I feel depressed. Ik voel me terneergeslagen.
I feel dizzy every time I get up. Telkens wanneer ik recht sta, voel ik mijn hoofd draaien.
I feel dizzy. Ik ben duizelig.
I feel guilty about it. Ik voel me schuldig hiervoor.
I feel somewhat obligated. Ik voel me enigszins verplicht.
I fell asleep while I was watching TV. Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
I felt cheated. Ik voelde me bedrogen.
I felt myself being pulled towards the abyss. Ik voelde me naar de afgrond getrokken.
I felt really miserable. Ik voelde me echt ellendig.
I felt safe when he was with me. Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
I find this problem easier than I originally thought. Ik vind dit probleem gemakkelijker dan ik aanvankelijk dacht.
I forget ik vergeet
I forgot that today was Tom’s birthday. Ik was vergeten dat het Tom zijn verjaardag was vandaag.
I forgot to take my medication. Ik ben vergeten mijn geneesmiddel in te nemen.
I forgot. Ik ben het vergeten.
I found her pictures in your drawer. Ik vond haar foto’s in je la.
I found one of my shoes under my bed, but I can’t find the other one. Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
I found out that Kate was wealthy. Ik kwam erachter dat Kate rijk was.
I found out that she was an intelligent student. Ik kwam erachter dat ze een intelligente leerling was.
I found out who Tom’s father is. Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.
I found the book by chance. Ik heb toevallig het boek gevonden.
I found the building. Ik heb het gebouw gevonden.
I found the jewelry that I had lost. Ik vond de sieraden die ik kwijt was.