G
ga
Ga eens in mijn schoenen staan.
Ga in je kamer spelen.
Ga je dat weggooien?
ga je gang
Ga je morgen vertrekken?
Ga je naar Australië?
Ga je ons niet voorstellen?
Ga jij dit gebruiken?
Ga twee stappen vooruit.
Ga vlak achter me zitten.
Ga zitten, alsjeblieft.
Ga zitten.
gaan
Gaan de zaken goed?
gaan fietsen
gaan over
gaan skiën
gaan wandelen
gaan windsurfen
gaan winkelen
gaan zeilen
gaande
gaap
gaat
Gaat het goed met je?
Gaat hij naar de middelbare school?
gading
gaf
gaf of