Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

de vis

the fish

de visser

the fisherman

de Vlaamse overheid

the Flemish government

de vlag

the flag

de vlam

the flame

de vlammen

the flames

de vleugels

the wings

de vlieg

the fly

de vliegen

the flies

de vlierbomen

the elder trees

de vlierboom

the elder tree

de vlinder

the butterfly

de vloed

the high tide

de vloek

the curse

De vloek werd verbroken.

The curse was broken.

de vloer

the floor

de voeding

the feeding

de voertaal

the official language

de voertuigen

the vehicles

de voet

the foot

de voetbal

the football

de voetballer

the football player

de voeten

the feet

de voetganger

the pedestrian

de voetgangster

the pedestrian (female)

de voetjes

the feet (diminutive)

de voetstappen

the footsteps

de vogel

the bird

de vogels

the birds

De vogeltjes in het geboomte vlogen daardoor verschrikt op.

The birds in the trees flew up shocked.

de voldoening

the satisfaction

de volgende dag

the next day

De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.

The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves.

de volgende fasen kunnen onderscheiden worden

the following phases can be distinguished

de volgende ochtend

the next morning

De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.

The next morning it took a long time before they were finally on the way.