Understand spoken Dutch

Recent Additions

Recording English Dutch Time ago created Learn
Where is the exit? Waar is de uitgang? 10 months ago
I want to sleep. Ik wil slapen. 10 months ago
Where are we going? Waar gaan we heen? 10 months ago
I sleep in my car. Ik slaap in mijn auto. 10 months ago
Do you like cooking? Houdt u van koken? 10 months ago
I don’t like cooking. Ik hou niet van koken. 10 months ago
ten days ago tien dagen geleden 10 months ago
five students vijf studenten 10 months ago
Tom is currently unemployed. Tom is momenteel werkloos. 10 months ago
She is a good mother. Ze is een goede moeder. 10 months ago
We have to go now. We moeten nu gaan. 10 months ago
a mother and her son een moeder en haar zoon 10 months ago
Can I see the room? Mag ik de kamer zien? 10 months ago
What are you watching? Wat kijk je? 10 months ago
one month een maand 10 months ago
Do you see it? Zie je het? 10 months ago
I didn’t see it. Ik heb het niet gezien. 10 months ago
What is your friend’s name? Hoe heet je vriend? 10 months ago
I don’t know her name. Ik weet haar naam niet. 10 months ago
What is the title of the book? Wat is de titel van het boek? 10 months ago
The children go for a walk. De kinderen gaan wandelen. 10 months ago
Have you eaten yet? Heb je al gegeten? 10 months ago
What did you buy? Wat heb je gekocht? 10 months ago
I think everyone likes it. Ik denk dat iedereen het leuk vindt. 10 months ago
I go there every day. Ik ga er elke dag heen. 10 months ago
They did not go back home. Ze gingen niet terug naar huis. 10 months ago
When are you coming back? Wanneer kom je terug? 10 months ago
I’m not coming home. Ik kom niet naar huis. 10 months ago
She has a car, but I don’t. Zij heeft een auto, maar ik niet. 10 months ago
Where is the restaurant? Waar is het restaurant? 10 months ago
I work in a Thai restaurant. Ik werk in een Thais restaurant. 10 months ago
This is my book. Dit is mijn boek. 10 months ago
I want to buy a book. Ik wil een boek kopen. 10 months ago
Where is the book? Waar is het boek? 10 months ago
She went to her shop. Ze ging naar haar winkel. 10 months ago
That is a book. Dat is een boek. 10 months ago
I know where he is. Ik weet waar hij is. 10 months ago
I don’t want to work with Tom. Ik wil niet met Tom samenwerken. 10 months ago
Have a nice day. Prettige dag. 10 months ago
You know it’s not right. Je weet dat het niet goed is. 10 months ago