Understand spoken Dutch

"yesterday" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
yesterday evening gisterenavond
Yesterday I was at home. Gisteren was ik thuis.
I ran into Tom yesterday. Gisteren kwam ik Tom toevallig tegen.
I went to school yesterday. Ik ben gisteren naar school geweest.
If today is Sunday, yesterday was Saturday. Als het vandaag zondag is, was het gisteren zaterdag.
The meeting took place yesterday. De vergadering was gisteren.
yesterday morning gisterenmorgen
If today is Monday, yesterday was Sunday. Als het vandaag maandag is, was het gisteren zondag.
If today is Saturday, yesterday was Friday. Als het vandaag zaterdag is, was het gisteren vrijdag.
I didn’t go shopping yesterday. Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
If today is Tuesday, yesterday was Monday. Als het vandaag dinsdag is, was het gisteren maandag.
the day before yesterday eergisteren
I wasn’t born yesterday. Ik ben heus niet van gisteren.
I got a letter from Tom yesterday. Ik heb gisteren een brief van Tom ontvangen.
If today is Wednesday, yesterday was Tuesday. Als het vandaag woensdag is, was het gisteren dinsdag.
If today is Thursday, yesterday was Wednesday. Als het vandaag donderdag is, was het gisteren woensdag.
Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk. Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
By the way, where were you yesterday? Trouwens, waar was je gisteren?
That man over there is the same man I saw in the park yesterday afternoon. Die man daar is dezelfde man die ik gisteren namiddag in het park zag.
It was a full moon yesterday. Gisteren was het volle maan.