Understand spoken Dutch

"yesterday" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
yesterday gisteren
Yesterday I was at home. Gisteren was ik thuis.
I ran into Tom yesterday. Gisteren kwam ik Tom toevallig tegen.
The meeting took place yesterday. De vergadering was gisteren.
I didn’t go shopping yesterday. Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
the day before yesterday eergisteren
I wasn’t born yesterday. Ik ben heus niet van gisteren.
I got a letter from Tom yesterday. Ik heb gisteren een brief van Tom ontvangen.
Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk. Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
By the way, where were you yesterday? Trouwens, waar was je gisteren?
That man over there is the same man I saw in the park yesterday afternoon. Die man daar is dezelfde man die ik gisteren namiddag in het park zag.
It was a full moon yesterday. Gisteren was het volle maan.
The envoys arrived yesterday. De gezanten kwamen gisteren aan.
The Giants got clobbered yesterday. De Reuzen zijn gisteren in elkaar geslagen.
There was an earthquake yesterday. Gisteren was er een aardbeving.
Was the book you were reading yesterday in French or English? Was het boek dat je gisteren las in Frans of Engels?
Yesterday we cleaned the living room thoroughly. Gisteren hebben wij de woonkamer grondig gepoetst.
Yesterday there was a Flemish education decree that includes no less than 4,488 pages. Gisteren kwam daar een besluit van het Vlaams onderwijs bij dat niet minder dan 4.488 pagina’s omvat.
You played football yesterday. Jij ging gisteren voetballen.
Yesterday I attended the meeting. Gisteren heb ik deelgenomen aan de bijeenkomst.