"Yanni (name)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yanni (name)	Yanni
	Yanni doesn’t know.	Yanni weet het niet.
	Yanni doesn’t have a car.	Yanni heeft geen auto.
	Yanni needs a car.	Yanni heeft een auto nodig.
	Yanni has some work to do.	Yanni heeft wat werk te doen.
	Yanni went back to his room.	Yanni ging terug naar zijn kamer.
	Yanni has no money.	Yanni heeft geen geld.
	Yanni knew what he had to do.	Yanni wist wat hij moest doen.
	Yanni is outside.	Yanni is buiten.
	Yanni is happy with it.	Yanni er er blij mee.
	Yanni was not happy.	Yanni was niet blij.
	Why did Yanni do that?	Waarom heeft Yanni dat gedaan?
	Yanni is a friend.	Yanni is een vriend.
	Yanni didn’t have a phone.	Yanni had geen telefoon.
	Yanni needs a new bed.	Yanni heeft een nieuw bed nodig.
	Yanni is drinking green tea.	Yanni drinkt groene thee.
	Yanni has a farm just outside town.	Yanni heeft een boerderij net buiten het dorp.
	Yanni too has a wife and child.	Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
	Yanni needs to find a job.	Yanni moet werk vinden.
	Yanni bought his own house.	Yanni kocht zijn eigen huis.