"with (accompanying)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	coffee with warm milk	koffie met warme melk
	Who is she going to Lyon with?	Met wie gaat ze naar Lyon?
	I want to read with my family.	Ik wil met mijn familie lezen.
	Have a drink with me, Tom.	Drink iets met me Tom.
	I must speak with him	ik moet met hem praten
	I must speak with her	ik moet met haar praten
	I play with my friends.	Ik speel met mijn vrienden.
	I must talk to him or her	ik moet met hem of haar praten
	I am happy to have lunch with you.	Ik vind het leuk om met u te lunchen.
	I don’t want to be alone with Tom.	Ik wil niet alleen blijven met Tom.
	Why don’t we go to Australia with Tom?	Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
	Leave me in peace.	Laat me met rust.
	Leave me alone.	Laat me met rust.
	i.e.	m.a.w.
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	Please leave Tom alone.	Laat Tom alsjeblieft met rust.
	What time do you start work?	Hoe laat begint u met werken?
	someone with less experience	iemand met minder ervaring
	Who did you go shopping with?	Met wie ben je gaan winkelen?
	How is your hand, by the way?	Hoe gaat het trouwens met je hand?