"will (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I will	ik zal
	No one knows how long they’ll live.	Niemand weet hoe lang hij zal leven.
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.
	Tom will be too late.	Tom zal te laat zijn.
	I won’t tell anyone.	Ik zal het niemand vertellen.
	I don’t know if this will be enough.	Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
	I will have the last word. I will have the last word.	Ik zal het laatste woord hebben.
	How will I live with this pain?	Hoe zal ik met deze pijn kunnen leven?
	I’ll bring wine.	Ik zal wijn brengen.
	It won’t be easy for you.	Het zal niet gemakkelijk zijn voor jou.
	If you will be hard on yourself, life will be easy on you.	Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
	I will do my best.	Ik zal mijn best doen.
	You can trust him to keep his word.	Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
	I won’t work for Tom.	Ik zal niet voor Tom werken.
	Which team will win the game?	Welk team zal de wedstrijd winnen?
	I’ll ask Tom tomorrow.	Ik zal het Tom morgen vragen.
	Tom will explain it to you.	Tom zal het je uitleggen.
	Have a drink, and you’ll feel better.	Drink iets en je zal je beter voelen.
	He will always have that scar.	Dat litteken zal hij altijd houden.
	I’ll show you a few pictures.	Ik zal je een paar foto’s laten zien.