"where" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	from where?	Waar vandaan?
	Where is the salad?	Waar is de salade?
	Where is she from?	Waar komt ze vandaan?
	Where do they come from?	Waar komen ze vandaan?
	Where is the bedroom?	Waar is de slaapkamer?
	Where’s your husband?	Waar is je man?
	Where is he going to have lunch?	Waar gaat hij lunchen?
	Where do you live now?	Waar woon je tegenwoordig?
	Where do you work?	Waar werk je?
	Where is she going?	Waar gaat ze heen?
	By the way, where were you yesterday?	Trouwens, waar was je gisteren?
	I don’t know where he goes.	Ik weet niet waar hij heen gaat.
	Put the book back where you found it.	Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
	Do you want to embarrass me in front of my friends?	Wil je me voor schut zetten waar al mijn vrienden bij zijn?
	Where’s the mirror?	Waar is de spiegel?
	Where can I get money changed?	Waar kan ik geld wisselen?
	Where is the exit?	Waar is de uitgang?
	Where are there a lot of restaurants?	Waar zijn er veel restaurants?
	What are you interested in?	Waar bent u in geïnteresseerd?
	Where is an ATM?	Waar vind ik een geldautomaat?