"when" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	when	wanneer
	When are you coming back?	Wanneer kom je terug?
	When do you return home?	Wanneer kom je terug naar huis?
	That’s when my trouble first began.	Dat was wanneer mijn ellende begon.
	When did you buy it?	Wanneer heb je het gekocht?
	This is what I drink when I’m with Tom.	Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
	When does the meeting start?	Wanneer begint de vergadering?
	When is Santa Claus coming?	Wanneer komt de kerstman?
	We have to leave now if we want to get home before dark.	Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
	When do owls sleep?	Wanneer slapen uilen?
	I felt safe when he was with me.	Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
	When are you getting your hair cut?	Wanneer laat jij je haar knippen?
	When will this bus arrive in Brussels?	Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
	When will this train arrive in Brussels?	Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
	When do the shops open?	Wanneer gaan de winkels open?
	When does the performance begin?	Wanneer begint het optreden?
	When will the next concert happen?	Wanneer zal het volgende concert optreden?
	When are we going to the beach?	Wanneer gaan we naar het strand?
	When does the bus for Brussels leave?	Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?
	When does the train for Brussels leave?	Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?