Er waren veel vliegen.
Er waren veel muggen.
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.
zij waren
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
Ze waren aan het slapen.
Duizenden lichten brandden er op de groene takken, en bonte prenten, zoals die, welke er voor de winkelramen te zien waren, zagen op haar neer.
Tom zei dat al zijn vrienden dronken waren.
wij waren
We waren verliefd.
We waren alleen maar eerlijk.
waren
Yanni en Skura waren gelukkig samen.
jullie waren
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
“Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren! En foei! wat ziet dat ene eendje er uit! Dat willen wij hier niet hebben!”